Hoe hoog ligt de lobby lat

De lobby lat ligt steeds hoger

Tom-Jan Meeus kondigt in NRC van 27 september professioneel en moreel verval aan voor de Nederlandse lobbywereld. Hij wijt dit allereerst aan de opkomst van de “politiek van de aandacht”. Dit is de ontwikkeling dat beeldvorming en publicitair stuntwerk aan gewicht winnen in het publieke debat. Het gevolg is terreinverlies voor de traditionele lobbyist die via achterkamertjes werkt. De ruimte die ontstaat wordt ingenomen door nieuwe, meer opportunistische lobbyisten. Deze beweging blijkt uit de sterke groei van de BVPA, de beroepsvereniging voor public affairs, tot ruim 600 leden. “U leest het goed: Nederland heeft viermaal zoveel lobbyisten als het aantal Tweede Kamerleden” voegt Meeus er aan dreigend aan toe. Dat is nog altijd 200 keer minder dan het aantal Rijksambtenaren, zou ik willen relativeren.
Vervolgens wordt Rinus van Schendelen, de éminence grise van de vaderlandse lobbywereld, ten tonele gevoerd. Hij luidt de noodklok te over beunhazerij en immoreel gedrag ten gevolge van deze ongebreidelde groei. Sterker nog: volgens Van Schendelen is dit nu al schering en inslag en heeft hij er diverse malen bijgezeten dat bedrijven hun lobby verhullen of valse suggesties van publiek steun wekken. Hij pleit er voor dat de beroepsvereniging ingrijpt en kwaliteitseisen invoert; wie daar niet aan voldoet raakt zijn of haar beroepstitel kwijt.
Het betoog van Meeus raakt aan een belangrijke ontwikkeling, maar is te gemakkelijk geschreven en bevat een aantal halve waarheden. Zijn standpunt is daardoor belangrijker geworden dan de onderbouwing en verliest daarmee aan kracht. Hetzelfde geldt voor de oplossing die Van Schendelen aandraagt.
Het is in de praktijk lastig om een onderscheid te maken tussen public affairs professionals met een beroepstitel en ieder ander die een belang wil behartigen. Iedere burger of bedrijf heeft natuurlijk het principiële recht om haar belang te behartigen richting overheid. Het afpakken van een titel doet hier niets aan af. Deze titel kan dus alleen aan professionele lobbyisten worden verleend die lid zijn van de BVPA. Die moeten dan erkend worden door ambtenarij en politiek om ook praktisch gewicht aan deze titel te verbinden. Herhaalde pogingen van de BVPA om hier over afspraken te maken met de Tweede Kamer zijn gestrand.
Toch zie ik de toekomst van moraliteit en kwaliteit van de lobbywereld niet somber in. Lobbyist is een vrij beroep. In de markt zal een hogere vraag zijn naar professionals die hoge kwaliteit leveren en van onbesproken gedrag zijn. Dit geldt ook voor advocaten, strategie- consultants en sterrenkoks. In het handvest van de BVPA zijn de eisen aan professionaliteit en integriteit van het uitoefenen van het vak vastgelegd. Een ieder die overtreding van dit handvest door een BVPA lid constateert kan dit voorleggen aan de onafhankelijke klachtencommissie, die zich dan over de zaak buigt. Dat is dus ook een mogelijkheid voor mijn oude leermeester, Rinus van Schendelen, die volgens het stuk van Meeus diverse malen van dergelijke overtredingen getuige zou zijn geweest.
Tot nu toe is er slechts één geval van overtreding van de gedragscode voorgelegd aan deze commissie. Het betrof een lobbyist die door de verborgen camera’s van het VARA programma Rambam in de val werd gelokt door een virtueel bedrijf. Toen bleek dat de gedragscode en interne procedure van de BVPA prima werkte: er werd een klacht ingediend de zaak werd uitgezocht en er volgde een berisping van het betreffende lid.
Daarmee wil ik niet de gehele problematiek bagatelliseren. De veranderingen in het karakter van politiek en media hebben ook effect op de manier waarop professionele lobby in de publieke arena plaatsvindt. Populisme, sociale media en korte termijn focus zorgen er voor dat sommige zaken overbelicht worden (Zwarte Piet, de nieuwe ombudsman, terreurdreiging) en andere juist minder publieke aandacht krijgen (energievoorziening, kosten van het zorgstelsel, luchtverontreiniging). Dit stelt nieuwe eisen aan de moderne public affairs professional. De kloof tussen “gelijk hebben” en “gelijk krijgen” groeit.
Een professionele lobbyist brengt anno 2014 toegevoegde waarde wanneer deze in staat is om de doelen van de organisatie waar hij of zij voor werkt –of dat nu Greenpeace is of Philip Morris- om te zetten in heldere boodschappen, gedeelde belangen en mee te voelen emoties. Dat betekent het simplificeren van kernboodschappen, het vinden van sterke metaforen, het zoeken van ad-hoc coalitie genoten met dezelfde korte termijn deelbelangen en het kunnen surfen op de kortere golven van het publieke debat. Simpeler, korter en aansprekender werken is niet gemakkelijker. Integendeel: het vereist meer inspanning en meer creativiteit. Ik ben daarbij niet al te bevreesd voor het dreigende verval dat Meeus schetst. Opdrachtgevers zullen kiezen voor lobbyisten die zonder vals te spelen over de hoger liggende lat kunnen springen. Die zijn namelijk het effectiefst.
Meer informatie

Wilt u reageren of meer informatie? Neem dan contact op met Hein Greven: [email protected] of +31 6 55196587.