Den Haag draait ‘gewoon’ door – ondanks of dankzij trage formatie?

Den Haag draait ‘gewoon’ door – ondanks of dankzij trage formatie?

Woensdag 20 maart debatteert de Tweede Kamer over het eindverslag van informateur Kim Putters. Hiermee gaat de vorming van een nieuw kabinet – nu toch echt – een volgende fase in. Kim Putters lijkt de vier partijen toch weer aan tafel te hebben gekregen. Terwijl Ronald Plasterks’ eerdere poging om onderhandelingen op gang te brengen nog zonder resultaat bleef – vanwege de bezwaren van Pieter Omtzigts’ NSC tegen deelname aan een ‘normaal’ meerderheidskabinet met de PVV. De bezweringsformule? Er zal onderhandeld gaan worden over een “programkabinet”.

Sommige politici en commentatoren zien in de aankondiging dat de vier partijen toch weer met elkaar aan tafel gaan een doorbraak – zo voorspelt BBB-voorvrouw Caroline van der Plas zelfs dat er ‘voor de zomer’ al een nieuw kabinet kan zijn. Tegelijkertijd gaan de inhoudelijke besprekingen over het ‘programma’ dat een nieuw kabinet de komende jaren moet gaan voeren nu pas echt beginnen.

Kortom, hoe waarschijnlijk is het dat er al voor de zomer een nieuwe bewindsliedenploeg op het bordes van Huis Ten Bosch zal staan? En betekent het feit dat we voorlopig nog steeds met een demissionair kabinet te maken hebben (met binnenkort wellicht ook een andere demissionair premier) ook dat het politieke proces stil ligt en er geen nieuwe wetgeving tot stand komt?

Namens Wepublic delen Wouter van Aggelen en Aleid van der Zwan onze inschattingen.

Bordesfoto nog niet in zicht
Op het eerste gezicht lijkt het advies van Kim Putters de verwachting te rechtvaardigen dat er snel een akkoord kan worden gesloten en dus snel een nieuw kabinet met de koning op het bordes zal staan. Immers, de informateur pleit voor een “beknopt hoofdlijnenakkoord tussen de samenwerkende fracties”. Daarbij neemt de onvrede over het trage en moeizame formatieproces duidelijk toe. Dit zorgt ervoor dat de druk op partijen groeit om water bij de wijn te doen en snel van start te gaan. Voor Wilders is de combinatie van partijen die nu met elkaar over ‘het programma’ gaan praten feitelijk de enige reële mogelijkheid om deel te kunnen nemen aan de regering. Maar ook Omtzigt liet optekenen ‘het kan snel gaan’. Toch zitten er nog wel degelijk enige adders onder het gras.

Zo heeft Pieter Omtzigt ook expliciet laten vastleggen dat hij “gedetailleerde afspraken” wil maken “over wat hij belangrijk vindt”. Dat lijkt niet alleen tegenstrijdig; dat is het ook. Volgens Omtzigt moet het democratischer en door het parlement meer te laten sturen (in de vorm van een “extraparlementair” kabinet) voelen de burgers zich beter vertegenwoordigd. Als wij Omtzigt goed begrijpen, wil hij geen ondoorzichtigheid meer van een kabinet met een dichtgetimmerd akkoord waar zaken worden uitgeruild in het belang van de partij, maar ten koste van de burger. Alleen als de partijen in de volgende fase wel gaan dichttimmeren wat NSC belangrijk vindt, wat gezien de verschillen met de PVV op sommige van die onderwerpen (rechtstaat, overheidsfinanciën, internationale positie van Nederland) nog een hele tour zal zijn, voelt dit voor veel kiezers waarschijnlijk als een valse start van een nieuwe regering. Een vraag blijft bovendien hoe “extraparlementair” het beoogde “programkabinet” werkelijk gaat zijn. Doordat er gestreefd wordt naar een hoofdlijnenakkoord met vier partijen die samen een meerderheid vormen lijken de verschillen met een regulier meerderheidskabinet beperkt. De meeste andere partijen, die op (centrum)links voorop, hebben bovendien aangegeven onder geen beding ministers te willen gaan leveren aan een kabinet dat gesteund wordt door de PVV – en partijleden die er desondanks bewindspersoon in zouden willen worden te gaan royeren.

Daarbij zijn de uitdagingen op thema’s als de stikstofproblematiek, de vastgelopen woningmarkt en het migratievraagstuk zó complex dat het moeilijk voorstelbaar is hierover alleen op hoofdlijnen afspraken te maken. De partijen die zich mogelijk aan een nieuw kabinet verbinden hebben er namelijk ook belang bij dat zij niet meteen in problemen komen als er straks een controversieel voorstel door de Kamer moet worden geloodst.

 

Een demissionair kabinet “extraparlementair”
Intussen draait het ‘normale’ politieke bedrijf, ondanks de demissionaire status van het kabinet, gewoon door. Terwijl in vorige demissionaire periodes honderden wetgevingstrajecten controversieel werden verklaard zijn dit er na de val van het kabinet Rutte-IV maar 61 in totaal. Dat is weinig. Dit betekent dat er op veel grote dossiers gewoon nog besluiten worden genomen en knopen doorgehakt. Denk bijvoorbeeld aan de recente parlementaire goedkeuring voor de spreidingswet, of aan de wetsvoorstellen op het gebied van volkshuisvesting, de steunmaatregelen voor Oekraïne, het aanpassen van de normen voor bindende studieadviezen in het hoger onderwijs of de gunning van een order voor nieuwe onderzeeboten; het wordt “gewoon” door de Kamer behandeld.

Interessant genoeg leidt dit tot een situatie waarin het dualisme tussen kabinet en Kamer op dit moment feitelijk méér ruimte krijgt dan vermoedelijk het geval zal zijn, als het rechtse programkabinet er daadwerkelijk gaat komen. Want: voor de wetsvoorstellen die de demissionaire bewindspersonen van VVD, D66, CDA en ChristenUnie aan de Kamer voorleggen is een meerderheid op voorhand verre van gegarandeerd. Dit maakt dat er volop ruimte is om voorstellen nog eens kritisch tegen het licht te laten houden, bij te sturen en invloed uit te oefenen. Er is feitelijk nu sprake van een demissionair kabinet “extraparlementair”.

Kortom, een ieder die zich afvraagt of het in de huidige fase van de formatie überhaupt zin heeft om te proberen invloed uit te oefenen op politieke besluitvorming en wet- en regelgeving doet er goed aan nauwgezet te blijven volgen wat er in de Haagse vergaderzalen daadwerkelijk gebeurt. Veel meer dan je zou vermoeden. Wepublic staat u hierbij graag terzijde.