Hoop doet leven

Prinsjesdag geeft een scherp beeld van de stand van zaken in het land, zowel qua vorm als qua inhoud. De voorspelling die ik vorig jaar op Prinsjesdag deed in deze beschouwing (Bijzonder is het nieuwe normaal. En andersom.) is harder uitgekomen dan ik ooit had durven dromen. En deze bijzondere Prinsjesdag weerspiegelt dat. Hij gaat wél door, maar zónder de nationale rituelen van koets, rijtoer, hoedjes, militairen, paarden, borrels, bijeenkomsten, publiek en mét een temperatuur van 30 graden. Het voelt normaal en toch anders. Net als een ongeplande zomervakantie in eigen land, een voetbalwedstrijd in een kwartvol stadion, een treinreis met mondkapje en een huwelijk op anderhalve meter afstand. Het toont aan dat ogenschijnlijke details en bijzaken het leven kleur geven – en dat je dat pas ziet als ze wegvallen. Tegelijkertijd brengt minder kleur de essentie scherper in beeld, net als een zwart-witfoto.

Dat geldt ook voor de troonrede. De ingetogenheid van de ceremonie verlegt de aandacht naar de inhoud. Geheel in lijn met de eerste alinea van dit verhaal begon de koning zijn voordracht in de Grote Kerk vandaag met een terugblik naar zijn eigen optreden tijdens dodenherdenking op de Dam dit jaar. Daar schudde hij zich los en stortte zijn hart uit op het lege plein. Hoewel de troonrede daar minder ruimte voor biedt, gaf de koning hierin wel gevolg aan zijn eigen oproep van 4 mei om “niet weg te kijken”: hij noemde de moord op advocaat Derk Wiersum als een aanslag op de rechtsstaat.

De hoofdlijn gaat wat mij betreft dan ook om hoop in bange dagen. De coronacrisis (het C-woord viel 22 keer) werd in de verleden tijd gezet en gebruikt als springplank om vooruit te kijken. Ik ben zo vrij en onverveerd om de volgende allitererende keerpunten eruit te halen voor 2020.

Van confrontatie naar collectiviteit. Waar eerder woedende boeren en boze burgers hun gelijk en eigen aandeel opeisten op het Malieveld, gaf de coronacrisis een impuls aan de saamhorigheid. Het onontkoombare besef dat alle landen en alle mensen direct of indirect zijn geraakt, draagt daar enorm aan bij. Het is een verhaal met (zorg)helden en een gezamenlijke vijand in de vorm van het virus. Dat verbindt. Het neoliberale marktdenken was al op zijn retour, maar nu lijken ook liberale partijen het erover eens dat de overheid (de grootste functionerende collectiviteit die we kennen) een grotere rol krijgt. Dat komt naar voren in de agenda én de uitvoering. EU, onderwijs, klimaat, stikstof, pensioen, racismebestrijding en functioneren van de overheid worden vanuit een gezamenlijk langetermijnperspectief naar voren gebracht.

Van consumentisme naar coöperatie en nieuwe contouren voor de toekomst. Deze crisis blokkeert het meer en meer consumeren op korte termijn. De economie die daarop is gebaseerd, verliest haar fundament. Met noodmaatregelen houden we banen en bedrijven in stand, maar tegelijkertijd dringt het besef door dat we het anders moeten doen in de toekomst. Tijd om over te schakelen en om de gevolgen van de schokken samen op te vangen. Binnen Nederland en samen met andere landen: “Want juist in tijden van plotselinge schokken is het zaak oog te houden voor de lange termijn”. Nederland krijgt zelfs weer een voorzichtige rol als gidsland toebedeeld: “[..] ons land neemt hierin verantwoordelijkheid. Dat is zowel een morele plicht als welbegrepen eigenbelang.”

De kern van Prinsjesdag wordt in de troonrede expliciet in dit licht gezet: perspectief voor de toekomst begint altijd in het hier-en-nu. Dat is de spiegel die de volwassenen van morgen voorhouden aan de volwassenen van vandaag. Het spiegeltje aan de wand van het Prinsjesdagsprookje is minder goudomrand dan normaal. Maar het spiegelbeeld geeft wel hoop voor de toekomst. Ik teken ervoor.