Duurzaamheidsprestaties bedrijven steeds meer onder vergrootglas

In 2023 heeft, net als in voorgaande jaren, een behoorlijk aantal Nederlandse bedrijven te maken gekregen met aandacht vanuit politiek en media voor hun duurzaamheidsbeleid. Dat wil zeggen: meestal voor het vermeende tekortschieten daarvan. In Nederland vertaalde deze aandacht zich onder andere in een hoogoplopende discussie over een wetsvoorstel rond internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO). Tijdens een rondetafelgesprek in de Tweede Kamer uitten enkele bedrijven nadrukkelijk hun zorg dat de voorgestelde nationale IMVO-wet de aantrekkelijkheid van Nederland als vestigingsplaats voor internationaal opererende bedrijven zou verminderen. Tegelijkertijd zette zich de trend door dat ngo’s en andere belangenorganisaties de al bestaande wet- en regelgeving steeds vaker aangrijpen om bedrijven juridisch aan te spreken op hun verantwoordelijkheden ten opzichte van mens en milieu.

Strengere regels vereisen bredere blik op verduurzaming gehele waardeketen

Ook internationaal staan de ontwikkelingen op dit gebied bepaald niet stil. De kritiek van Nederlandse bedrijven op de voorgestelde nationale IMVO-wet hing dan ook deels samen met het feit dat deze op bepaalde punten verder zou gaan dan de wetgeving die in landen als Duitsland en Frankrijk al is ingevoerd. Daarbij hechten vooral internationaal opererende bedrijven binnen Europa aan een gelijk speelveld. En op Europees niveau wordt intussen juist gestaag gewerkt aan nieuwe wetgeving, waarbij o.a. wordt voortgebouwd op de onlangs aangescherpte OESO-richtlijn voor multinationale ondernemingen.

In de kern gaat het er daarbij om bedrijven een grotere verantwoordelijkheid te laten dragen voor wat er gebeurt in hun keten. Daartoe heeft de Europese Commissie al in 2022 een voorstel gedaan voor invoering van een “Richtlijn inzake passende zorgvuldigheid in het bedrijfsleven op het gebied van duurzaamheid” (beter bekend als de Corporate Sustainability Due Diligence Directive, oftewel CSDDD). Deze vormt onderdeel van de Europese Green Deal, die is bedoeld om de economie in Europa verder te verduurzamen. De nieuwe due diligence richtlijn komt bovenop de per 1 januari 2024 al gefaseerd in kracht tredende richtlijn duurzaamheidsrapportage door ondernemingen (Corporate Sustainability Reporting Directive, CSRD). Deze laatste verplicht bedrijven al om te rapporteren over zowel de impact van duurzaamheidsfactoren op de onderneming zelf als over de impact van de onderneming op het milieu en de maatschappij.

De precieze eisen die in de nieuwe due diligence richtlijn worden vastgelegd zijn nog onderwerp van onderhandeling tussen de Europese Commissie, het Europees Parlement en de Europese Raad van Ministers. Ook de vraag of de richtlijn tevens van toepassing dient te worden op financiële instellingen ligt daarbij nog op tafel. Invoering wordt daarom pas vanaf 2025 verwacht. Maar: de contouren van de aankomende wetgeving zijn al wel helder en voor grotere bedrijven (dat zijn ruwweg bedrijven met meer dan 500 medewerkers of €150 miljoen omzet op jaarbasis) potentieel verstrekkend. Zo zullen zij zich erop moeten voorbereiden dat van hen zal worden geëist dat zij de eventuele negatieve effecten van hun activiteiten én die van dochterondernemingen en zakelijke relaties op milieu en mensenrechten kunnen identificeren, voorkomen, beperken en wegnemen. Bijvoorbeeld door bestaande contracten met leveranciers of afnemers aan te passen, zodat deze in lijn kunnen worden gebracht met de nieuwe zorgvuldigheidseisen ten aanzien van milieu en mensenrechten. Ook ziet het ernaar uit dat bedrijven verplicht worden systemen en procedures in te richten voor de afhandeling van klachten en het beslechten van geschillen op dit vlak.

Dialoog met stakeholders essentieel

Tegen deze achtergrond doen bedrijven er natuurlijk goed aan om, vooruitlopend op het van kracht worden van de nieuwe regels, alvast goed te bekijken of zij wel voldoende zicht hebben op mogelijke negatieve effecten van hun bedrijfsvoering, of die van hun toeleveranciers en afnemers, op het milieu en mensenrechten. Dit vraagt allereerst een intensieve dialoog met alle stakeholders in de waardeketen (zowel upstream als downstream) om goed scherp te krijgen welke onderwerpen daarbij voor hen het meest wezenlijk zijn (‘materieel’ in het jargon). Mocht daaruit blijken dat de bestaande activiteiten niet voldoende in lijn zijn met het eigen beleid en de van toepassing zijnde wet- en regelgeving, dan kunnen immers proactief de juiste stappen worden gezet. Dit is logischerwijs wat makkelijker als het daarbij zou gaan om activiteiten binnen het eigen bedrijf. Gaat het om activiteiten van een zakenpartner, dan kan het nodig zijn om ook vast in gesprek te gaan over de stappen die deze moet zetten of anders over eventuele aanpassingen van de afspraken die aan de samenwerking voorafgingen.

Intussen zorgen de eveneens toenemende eisen aan bedrijven door klanten, medewerkers en andere belanghebbenden, waaronder steeds kritischer en activistischer ngo’s, er ook voor dat duurzaamheid een steeds pregnanter thema wordt in de bestuurskamer. Een onderzoek van het Amerikaanse Heidrick & Struggles onder 800 Europese bedrijven, waaronder 25 Nederlandse AEX bedrijven, illustreerde dit vorig jaar door aan te tonen dat duurzaamheidskennis in toenemende mate meeweegt als criterium bij het selecteren van nieuwe commissarissen. De duurzaamheidsprestaties van een bedrijf worden daarmee ook steeds bepalender voor het algehele succes. Zodoende neemt het belang toe om goed over het voetlicht te krijgen wat een bedrijf precies doet, met welke dilemma’s het zich geconfronteerd weet en welke afwegingen het daarbij maakt. En daarnaast ook om bij te dragen aan de totstandkoming van de strenge wet- en regelgeving die past bij de hogere verwachtingen in de samenleving, maar die tegelijkertijd ook werkbaar en uitvoerbaar is.

De boodschap doet ertoe

Wat betreft de genoemde interventies vanuit het Nederlands bedrijfsleven om een nationaal wetgevingsinitiatief tegen te houden: deze zijn in zoverre effectief gebleken dat mede hierdoor de parlementaire behandeling van het voorstel aanzienlijk is vertraagd. En gezien de veranderde verhoudingen in de Tweede Kamer ligt het inmiddels niet meer in de lijn der verwachting dat Nederland vooruitlopend op een Europese richtlijn zelf zal gaan reguleren. Daarmee wordt de interventie door sommige ondernemers als geslaagd beschouwd.

Wat evenwel behoorlijk ondergesneeuwd is geraakt, is dat juist de betrokken bedrijven in hun sector vooroplopen waar het gaat om het voeren van een stringent duurzaamheidsbeleid. Dat het niet gelukt is dit  goed over het voetlicht te krijgen, is echt een gemiste kans. De stevige toon van het verzet voedde namelijk óók ten onrechte het beeld dat bedrijven ten principale een bezwaar zouden hebben tegen strenge regels; wat alle critici in hun mening bevestigde dat bedrijven alleen het goede zullen doen, als de overheid hen daartoe verplicht.

Daar komt bij: ook de Europese ontwikkelingen staan niet op zichzelf. Het feit dát er gewerkt wordt aan Europese wet- en regelgeving (‘hard law’) illustreert de trend dat zelfregulering (‘soft law’) in toenemende mate als ontoereikend wordt gezien. Extra reden dus voor bedrijven om bij het verder aanscherpen en professionaliseren van hun duurzaamheidsbeleid met voorrang aandacht te schenken aan hun strategie ten aanzien van communicatie en public affairs en daarbij ook te zorgen voor een goede rapportage. Advies nodig? Bij Wepublic helpen we u graag verder.