Prinsjesdag blog: Nederland en het Noorderlicht

De minister van Financiën blaakt van het zelfvertrouwen. Wopke Hoekstra spreekt van een begroting die in balans is en vergelijkt de zorgvuldige en degelijke voorbereiding met die van de Noorse ontdekkingsreiziger Roald Amundsen op zijn succesvolle tocht naar de Zuidpool in 1911. Impliciet laat het kabinet daarmee weten dat we ook een economische winter kunnen doorstaan.

Beter gaat het niet worden. Dat lijkt de grootste gemene deler van Prinsjesdag, troonrede, Rijksbegroting en Miljoenennota. Alles straalt: van de economie tot het weer op deze derde dinsdag van september 2018. Het kabinet belooft via de Koning dat alles nóg beter wordt: “Nederland is opgebouwd tot een sterk land, gebouwd op tolerantie, vrijheid en rechtszekerheid. Het verhaal van Nederland is een verhaal van vooruitgang en verbetering. De richting is omhoog en vooruit.”

Eric Wiebes, de minister van Economie (en Klimaat) liet zich bij Zomergasten en de Dag van de Industrie in soortgelijke termen uit: “We moeten laten zien dat we het kunnen en dat straks – zoals in de afgelopen 200 jaar – de industrie de leverancier is van oplossingen, de sleutel is waarmee we kunnen spreken van vooruitgang. Daar hebben we onze levensverwachtingsstijging aan te danken, onze gezondheid en de hele welvaart. En ja, er komen steeds problemen boven en er zijn steeds nadelen en die lossen we steeds weer op. ”

Hier komt dan toch de twijfel om de hoek kijken. Blijft het goed gaan? Worden incidentele uitgaven aan zorg, politie, koopkracht en dividendbelasting voor het grootbedrijf niet verward met investeringen in de grote structurele uitdagingen waar Nederland voor staat? Van de oppositie valt op dit terrein voor het kabinet weinig te vrezen. Integendeel, daar is juist druk om meer aan de korte termijn koopkracht te doen:

Klaver (GroenLinks) wil juist meer uitgaven: “[..]geld moet naar het bestrijden van de werkdruk in de publieke sector: naar leraren, naar de zorg, naar de politie.”

Wilders (PVV) is nog directer: “We hebben een begrotingsoverschot van 8 miljard. Mijn voorstel is om 6 miljard te gebruiken zodat mensen dat direct in hun portemonnee voelen.”

Asscher (PvdA) wil ook meer geld voor de kiezers vandaag: “Nu het zo goed gaat met Nederland verkwanselt dit kabinet een gouden kans om te zorgen dat we allemaal vooruitgaan. Een kans om te kiezen voor de mensen die keihard werken voor ons allemaal: de leraar, de politieagent en de mensen in de zorg.”

Zelfs de degelijke Van der Staaij (SGP) pleit voor belastingverlaging: “Het is mooi dat we in deze tijden van voorspoed veel geld met elkaar weten te verdienen, maar ik vind het dan onlogisch dat we [..] meer belasting en premies moeten afdragen.”

Nee, de checks and balances komen van de colleges van staat, zoals de Raad van State en het Centraal Planbureau die -weliswaar in minder ronkende one liners-  de vinger op de zere plek leggen. De Raad van State stelt dat “extra uitgaven vanuit economisch oogpunt niet in de rede liggen in de huidige gunstige conjuncturele jaren” en het CPB laakt een “expansief begrotingsbeleid, waarmee er minder buffers worden opgebouwd voor magere jaren”. Ook de vrije pers laat zich in deze richting uit. De Volkskrant kopt ‘Het dak wordt niet gerepareerd’, FD opent met ‘Jubeljaar van Rutte kan zomaar voorbij zijn [..] Nieuw beleid blijft intussen uit’ en Trouw benoemt de tegenstelling tussen belofte en beleid op de voorpagina: ‘Alles wordt beter, belooft Rutte. Grote plannen heeft Rutte III niet’.

In de troonrede worden de grote uitdagingen wel genoemd: de energietransitie en het klimaat (inclusief het dichtdraaien van de Groningse gaskraan), de modernisering van de arbeidsmarkt, de hervorming van het pensioenstelsel, infrastructuur, defensie en mobiliteit. Maar het lijkt bij identificatie te blijven. Als de premier gevraagd wordt wat er dan aan deze zaken gebeurt, is het antwoord dat “we bezig zijn om te kijken of we met werkgevers en werknemers het afbrokkelende pensioenstelsel toekomstbestendig kunnen maken” en “dat we moeten laten zien dat we er staan in Groningen” en dat “we druk bezig zijn met de arbeidsmarkt, we voeren gesprekken [..] en hopen de komende maanden verder te komen met voorstellen”.

Misschien hadden we geen voorbeeld moeten nemen aan de stoere expeditie Noren op de Zuidpool in 1911 maar dichterbij moeten kijken in tijd en plaats. Naar de financieel prudente Noorse regering uit 1990 bijvoorbeeld die toen besloot om 200 miljoen euro uit de Noorse olie en gasbaten te investeren in een fonds voor de toekomst. Dat fonds is nu uitgegroeid tot bijna drie keer de Nederlandse staatsbegroting, zo’n 850 miljard euro, ruim €180.000 per Noor. Met de opbrengst uit rente en investeringen van het fonds (3%) pakt Noorwegen nu zaken als sociale zekerheid, energietransitie, defensie en arbeidsmarkt aan. Misschien goed dat Nederland ook het noorderlicht gaat zien. We hebben er nog nooit beter voor gestaan.