Bijzonder is het nieuwe normaal. En andersom.

Voorspellen is lastig, zeker als het om de toekomst gaat. Maar ik durf, gesterkt door de Troonrede en de Miljoenennota, wel een poging aan. Het jaar tweeduizendnegentien na Christus gaat de geschiedenis in als het jaar dat de vanzelfsprekendheid verdween uit Nederland.

Wat vroeger bijzonder was, is nu normaal geworden. We leven al vrijwel een volledige generatie in vrede. Als je zeven was tijdens de Slag om Arnhem ben je nu 82 – dat is inmiddels de gemiddelde levensverwachting van een Nederlander. Voortdurende en gestage economische groei zorgden voor een ongekende gemiddelde welvaart – zeg maar een diamanten eeuw.

Zowel geografisch als historisch behoort het huidige Nederland tot de wereldtop. We hebben sinds 1945 een functionerende democratie. Er is speciaal en openbaar onderwijs voor iedereen. Als je stopt met werken wacht er een goed pensioen. Brede solidariteit, tolerantie en gelijkheid zijn geruisloos in de plaats gekomen van de harde religieuze en sociale schotten van het Nederland van de vorige eeuw. Korte termijn, beeld en gevoel hebben een plaats op de eerste rij gekregen; lange termijn, feiten en inhoud zijn backbenchers geworden. De bijzaak is hoofdzaak geworden: krantenkoppen over de zoon van Halsema, de vakantie en de coupe van Baudet en de baard van de Koning trekken meer aandacht dan de leefbaarheid van Amsterdam, de scheiding der machten en de inhoud van de Troonrede.

Want andersom geldt het ook. Wat vroeger normaal was lijkt in snel tempo bijzonder te worden. De vrede lijkt niet meer vanzelf te spreken met gestegen spanningen en onvoorspelbare spelers op het wereldtoneel. Nederland investeert weer in defensie. Geluk valt steeds minder samen met het BNP per hoofd van de bevolking. Jammer, want dat is net zo lekker gestegen. Vertrouwen in de toekomst heeft ook te maken met de manier waarop mensen zich vertegenwoordigd voelen en met de gepercipieerde kwaliteit van de publieke dienstverlening. En of je het idee hebt of je wel het deel krijgt waar je recht op hebt, knaagt aan de solidariteit tussen jong en oud, arm en rijk en hier geboren en hier gekomen.

Het politieke debat is harder en feller geworden en gaat steeds meer over gevoel, beelden en tegenstelling. Politici die hier niet op inspelen verliezen terrein. Het algemene gevoel van welzijn loopt terug. Schone lucht en een leefbaar klimaat, zorg die klaarstaat als je het nodig hebt en een goede meester of juf voor de klas worden steeds bijzonderder. Bubbels hebben de zuilen en klassen vervangen en lijken nog wel lastiger te doorbreken.

Waar het echt om gaat in het leven komt centraler te staan. De Miljoenennota verzucht dat de mate waarin de overheid de koopkracht kan beïnvloeden, niet in verhouding staat tot de impact van het krijgen van een kind, het veranderen van baan of een besluit om samen te gaan wonen.

De Troonrede besluit met een citaat van een Engelandvaarder, die aan de bevrijding van ons land  deelnam: ‘Ik voel me verantwoordelijk om door te geven aan jongere generaties dat je in verzet moet komen als het nodig is.’ Er hangen grote veranderingen in de lucht. Koning en Kabinet staan terecht stil bij wat we hebben, maar we moeten investeren in optimisme en vooruitgang. De millenials en generatie Y gaan meer meemaken dan Nix en Babyboomers. Of dat iets is om jaloers op te zijn durf ik niet te voorspellen.